Veel bronnen zorgen voor vervuiling of overlast.  In onderstaande figuur is te zien welke soorten vervuiling van welke soorten bronnen komen.  

 

 

 

Fijnstof PM10/PM2,5 

Stifstofdioxide 

Ammoniak 

Roet of ultrafijnstof 

Landbouw (veehouderij) 

Wel 

Niet 

Wel 

Niet 

Houtstook 

Wel 

Niet 

Niet 

Niet 

Mobiele werktuigen 

Wel 

Wel 

Niet 

Niet 

Scheepvaart/havens 

Wel 

Wel 

Niet 

Niet 

Industrie 

Wel 

Wel 

Niet 

Niet 

Wegverkeer 

Niet 

Wel 

Niet 

Wel 

Luchtvervuiling kan allerlei ziektes veroorzaken, zoals longaandoeningen, hart- en vaatziekten en kanker. Ook geluidoverlast kan negatieve effecten hebben op de gezondheid, zoals slecht slapen, stress en verhoogde kans op hart- en vaatziekten.  

Verkeer: NO2 meten

Verkeer is een belangrijke bron van geluidoverlast. Daarnaast stoten auto’s, brommers en andere weggebruikers uitlaatgassen uit als gevolg van verbrandingsprocessen. Uitlaatgassen kun je het beste meten aan de hand van de concentratie stikstofdioxide (NO2). Omdat NO2 vrij snel reageert met andere stoffen in de lucht, kun je de meeste NO2 meten vlak bij de bron.  

De bijdrage van verkeer aan fijnstof is relatief klein en daarom heel lastig te meten. Er zijn veel andere bronnen van fijnstof. Ook kan fijnstof hele lange afstanden afleggen in de lucht waardoor het zich erg verspreidt. Daarom kun je beter NO2 meten. 

Ook is het lastig om zelf de bijdrage van vliegverkeer aan NO2 of fijnstof te meten. Fijnstof en NO2 worden vooral hoog in de lucht uitgestoten. De uitstoot verspreidt zich dan over een groot gebied. Op de grond kun je de bijdrage niet meer meten. 

Industrie: NO2 en PM10 meten

In gebieden met industrie of havens kunnen verschillende stoffen vrijkomen, vooral door verbrandingsprocessen. De bijdrage is in dat geval het best te meten aan de hand van NO2. Fijnstofmetingen (PM10) kun je gebruiken om te meten hoeveel stof vrijkomt en verwaait, bijvoorbeeld bij op- en overslag. 

Landbouw (veehouderij): PM10 en NH3 meten 

Vormen van vervuiling en overlast vanuit de landbouw zijn fijnstof, ammoniak en geur. Landbouw kan ook het water vervuilen doordat mest in het water terechtkomt. 

In de directe omgeving van vooral pluimveestallen (tot ongeveer 300 meter) kunnen verhoogde concentraties fijnstof (vooral PM10) en ammoniak (NH3) worden gemeten.  

De meeste fijnstof uit de landbouw is secundair fijnstof.  Deze fijnstof vormt zich omdat bijvoorbeeld ammoniak in de lucht reageert met andere stoffen en wordt omgezet in fijnstof. Dit is lastig te meten. Secundair fijnstof is namelijk niet bij de bron te zien en verspreidt zich over een groot gebied. 

 Huishoudens: fijnstof uit kachels en vuurkorven 

Bij de verbranding van hout in kachels, haarden en vuurkorven komt een mengsel van stoffen vrij, waaronder fijnstof. Het is een uitdaging om houtrook te meten met een fijnstofsensor. Meestal zijn de bronnen namelijk heel klein. Je kunt meer lezen over het meten van houtrook op de pagina ‘Samen houtrook meten’. 

Meer informatie kun je ook vinden op Atlas Leefomgeving: Schone lucht Kennis en Geluid in je omgeving Kennis.