Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) heeft onderzoek gedaan naar de kalibratie van NO2-sensoren. Hieruit blijkt dat het uitmaakt in welke maand de kalibratie wordt uitgevoerd. Dat komt omdat NO2-sensoren gevoelig zijn voor factoren zoals temperatuur, luchtvochtigheid en ozon. Gebeurt deze kalibratie niet goed, dan leidt dat tot onbetrouwbaardere meetresultaten. In 2018 was mei de beste maand voor kalibratie. Dit komt waarschijnlijk omdat de omstandigheden in mei voldoende variabel waren om een goede kalibratie uit te voeren.   

Stikstofdioxide (NO2) is een gas dat vrijkomt bij verbrandingsprocessen. Bijvoorbeeld in het verkeer. Het is daarmee een belangrijke indicator voor luchtvervuiling. Het meten van NO2 met sensoren is complex. Dit komt omdat NO2-sensoren gevoelig zijn voor de invloed van temperatuur, luchtvochtigheid of ozon (O3). Voor betrouwbare metingen moeten NO2-sensoren daarom gekalibreerd worden. Kalibratie vindt vaak plaats direct voorafgaand aan de meetperiode, door de sensor in een referentiestation te hangen en de metingen te vergelijken met de officiële metingen.  

Uit het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu)-onderzoek blijkt dat het voor een goede kalibratie belangrijk is dat de omstandigheden voldoende variabel zijn, dat wil zeggen dat er goede afwisselingen van hoge en lage meetwaarden voorkomen in de kalibratieperiode. Dit zorgt ervoor dat de sensor gekalibreerd wordt binnen het bereik dat een gemiddelde sensor in de meetperiode ook zal tegenkomen. Voor het jaar 2018 bleek kalibratie in mei voor de beste resultaten te zorgen. Kalibratie in de winter leidt tot minder goede metingen in de zomer. Dit komt waarschijnlijk onder andere doordat ozonconcentraties aldoor laag zijn in de winter.  

Het RIVM-onderzoek naar de kalibratie van NO2-sensoren (Alphasense B43F) is gepubliceerd in het vaktijdschrift Sensors.