Regelmatig stellen mensen ons de vraag: hoe goed meet mijn fijnstofsensor? Doordat wij officiële meetstations hebben kunnen wij een idee geven van de kwaliteit van de metingen. Zeker als het om een type sensor gaat die door veel mensen gebruikt wordt, zoals de SDS011. Die sensor wordt gebruikt in de sensorkit van Sensor.Community. Deze SDS011 sensoren zijn onder andere gevoelig voor vocht in de lucht. Ook verschilt de kwaliteit per individuele sensor sterk. Voor de SDS011 sensor vergelijken we de meetwaarde met de meetwaarden van de officiële meetstations en andere SDS011 sensoren in de buurt. Dit levert een score op tussen 1 en 5 sterren. Deze score geeft weer hoe aannemelijk of plausibel de meetwaarde is. Op deze pagina beschrijven we hoe we de score bepalen. En wat gedaan kan worden om de kwaliteit van de meetwaarde te verbeteren.  

Het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) ontwikkelt de methode om de plausibiliteit te bepalen. We willen dit soort methoden ook voor andere sensoren gaan ontwikkelen. Dit kan pas als er heel veel van dit type sensor in gebruik zijn. Voor de SPS30 beginnen we daarin de buurt te komen.

Figuur: Dataportaal met legenda plausibiliteit PM2.5

Geen goed of fout

Waarom hebben we het over of een meetwaarde plausibel is, en niet over goed of fout? Dat is omdat we niet met zekerheid kunnen zeggen waardoor de ene meetapparaat iets anders meet dan andere meetapparaten in de buurt. Misschien zijn de dichtstbijzijnde andere meetapparaten relatief ver weg, en komt er een lokale wolk stof voorbij omdat de buurman aan het barbecueën is. Dan kan de plausibiliteit laag zijn, terwijl de sensorkit het goed doet. Ook als de plausibiliteit hoog is, weten we niet zeker of de sensor het goed doet. Het kan toeval zijn. Als de inlaat van de sensor verstopt is geeft de sensor lage meetwaarden. Zit er dan toevallig weinig fijnstof in de lucht, dan kan de sensor onterecht een hoge score krijgen. We kunnen dus niet  met zekerheid zeggen of een meetwaarde goed is of fout. 

Een hoge plausibiliteit betekent vooral dat er weinig reden is om aan de waarde van die meting te twijfelen. Andersom geldt dat ook: een lage plausibiliteit  is vooral reden om de sensor en de plek waar de sensor hangt te controleren. 

Figuur: sensoren zonder bepaalde plausibiliteit

Vaststellen score door vergelijken van meetwaarden

Om de score te bepalen vergelijken we de meetwaarde van een sensor met de meetwaarde van alle andere sensoren in Nederland. En met het dichtstbijzijnde officiële meetstation.  Ook nemen we uit de kalibratiemethode de onzekerheid en de kalibratiegroep mee. De kalibratiegroep bestaat uit de sensoren rond een officieel meetstation.  

Iedere meetwaarde toetsen we uurlijks aan de volgende vragen. Hoe vaker het antwoord ‘Ja’ is, hoe minder overtuigend de meetwaarde. 

Deze vragen zijn: 

  • Hoort de meetwaarde bij de 5% hoogste meetwaardes van heel Nederland?
  • Hoort de meetwaarde bij de 5% laagste meetwaardes van heel Nederland?
  • Hoort de meetwaarde bij de hoogste of laagste waarden van zijn kalibratiegroep?
  • Verschilt de meting een factor 2 of meer met een nabijgelegen officieel meetstation?
  • Is de kalibratieonzekerheid groter dan 30%?

Deze kalibratieonzekerheid neemt toe als de er grote verschillen zijn de lokale fijnstof concentraties. Dan is het officiële meetstation namelijk minder representatief hoe verder je van dat station bent. In de Noordelijke provincies zijn bijvoorbeeld weinig officiële meetstations, daar is de kans op een lagere score dus groter.

Ook stellen we vragen over het verleden van deze sensor:

  • Staat deze sensor korter dan 300 uur aan?
  • Heeft deze sensor regelmatig een lagere plausibiliteit gekregen?
  • Hoort de sensor regelmatig bij de 5% hoogste meetwaardes van heel Nederland?
  • Hoort de sensor regelmatig bij de 5% laagste meetwaardes van heel Nederland?

De  plausibiliteit verbeteren

Is de plausibiliteit laag, dan is het raadzaam de sensor, de behuizing en de locatie daarvan te controleren. De volgende suggesties kunnen helpen de plausibiliteit van de metingen te verbeteren.  

  • Bekijk op het dataportaal de scores van de sensor door de tijd heen. Klik hiervoor op het bolletje van jouw sensor en ga naar het info tabblad. Dan krijg je een scherm zoals het figuur hier onder. Je ziet hier de daggemiddelde plausibiliteitscore van de afgelopen maand. Dit kan helpen te achterhalen waar de slechte score vandaan komt.
  • Kijk ook om het dataportaal naar de sensoren bij jou in de buurt. Hebben ze allemaal een lage plausibiliteit, dan komt dat waarschijnlijk door een hoge onzekerheid in de kalibratie. Misschien is het dichtstbijzijnde officiële meetstation ver weg en meet jij daarom iets anders. 
  • Check of de sensor goed is opgehangen. Is er genoeg vrije ruimte rondom de sensor?
  • Controleer de vrije luchtdoorstroming van slangetjes en andere onderdelen.
  • Maak eventuele slangetjes zo kort mogelijk, en ten minste korter dan 5 cm.
  • Maak de sensor schoon. Soms is de inlaat verstopt, dan krijg je te lage waarden, omdat er geen fijnstof binnen komt. Of er zit een spinnenweb of lieveheersbeestje in, die juist voor fijnstof worden aangezien. Dan kan het ook zijn dat de waarden aldoor te hoog blijven.
  • Hang de sensor eventueel op een andere plek. Een sensor kan beter niet boven stilstaand water, in dichte begroeiing of naast de uitlaat van een cv-ketel of airco hangen.

Figuur: Tijdreeks van de plausibiliteit voor een sensor. In dit voorbeeld is er weinig reden tot zorg over de PM2.5 waarden. Deze hebben een hoge plausibiliteit. De plausibiliteit van de PM10 waarden zijn al de hele maand laag. De PM10 metingen kunnen dus beter met een kritisch oog bekeken worden.